Er is werk aan de winkel, stelt Pier Vellinga. Als we het Klimaatakkoord van Parijs willen naleven, moet er, liever gisteren dan vandaag, geen enkele euro meer naar fossiele energie. De klimaatdeskundige maakt zich dan ook zorgen over de toekomst, maar ziet tegelijkertijd hoopgevende ontwikkelingen: “De groten krijgen eindelijk door dat duurzame energie een winner is.”
Vellinga staat zowel in binnen- als buitenland bekend als gerenommeerd klimaatdeskundige. Dat is niet voor niets. Als hoogleraar klimaatverandering en water aan de Wageningen Universiteit schreef hij vele wetenschappelijke artikelen over het onderwerp. Daarnaast was hij betrokken bij meerdere klimaatprogramma’s. Bijvoorbeeld als bestuursvoorzitter van het Knowlegde for Climate-programma, waarbinnen verschillende Nederlandse universiteiten en kennisinstituten onderzoek deden naar klimaatverandering en -adaptatie. Ook nu houdt hij zich nog steeds actief bezig met het klimaatvraagstuk, bijvoorbeeld als bestuursvoorzitter van Urgenda.
In de jaren tachtig en negentig trad Vellinga al op als adviseur voor milieuministers Ed Nijpels en Hans Alders. Daarnaast stond hij aan de wieg van het International Panel on Climate Change (IPCC). Vellinga: “In die tijd zag je een enorme golf van optimisme en politiek leiderschap. We gingen de ozonaantastende stoffen uitbannen. De ontwikkelde, industriële landen zouden het voortouw nemen en de armere landen zouden volgen, met hulp en subsidie vanuit de westerse wereld.”
Kansen voor Nederland
Vellinga stelt dat het bovenstaande wereldwijd aan de gang is. Nederland is geen uitzondering. “In bijna elk land waar fossiele energie boven de grond komt, heeft het een verlammend effect gehad op de economische ontwikkeling. Men houdt krampachtig vast aan de oude economie en richt de pijlen daarom minder op innovatie. Ook wij zijn een OPEC-land en hebben veel belangen in olie en gas. Je ziet dat de politiek ermee verweven is. Dat geldt als een enorme rem op de energietransitie. In de jaren negentig hadden we een leidende rol, nu bungelen we onderaan.”
Wat moet er dan gebeuren om het roer om te gooien? Volgens Vellinga liggen de kansen voor het oprapen, bijvoorbeeld ook voor de chemische industrie. “Fluctuaties in seizoenen worden de bottleneck voor de energietransitie in Nederland. Energieopslag en de omzet van energie naar waterstof of ammoniak gaan dan ook een belangrijke rol spelen. Daar liggen grote kansen.”
Ook wind op zee is een enorme kans, weet Vellinga, waarin Nederland een leidersrol kan pakken. “Wind op zee laat zien dat je met duurzaamheid geld kan verdienen. Het wordt de goedkoopste vorm van duurzame energie. De techniek is daarnaast nog lang niet op zijn einde: windmolens worden steeds groter, met veel meer capaciteit.”
Een ethische kwestie
De uitfasering van fossiel is onvermijdelijk, stelt Vellinga, en zal uiteindelijk een ethische kwestie worden: “De transitie wordt tegenwoordig door de consument gedreven: bedrijven stappen over op duurzaamheid omdat er vraag naar is. Als een bepaald percentage van de Nederlandse bevolking bijvoorbeeld elektrisch rijdt, worden fossiele brandstoffen vanzelf niet meer geaccepteerd. Dan is er geen politiek draagvlak meer voor en kan het heel snel gaan. De burger is er klaar voor. Bedrijven die daar het snelst naar luisteren, gaan uiteindelijk winnen. Dat geeft me moed.”
Tegelijkertijd moeten we een hoge prijs betalen voor de afgelopen dertig jaar, besluit Vellinga. “De zeespiegel blijft nog honderden jaren stijgen en de opwarming van de aarde zal enorme stromen van vluchtelingen tot gevolg hebben. Dat moeten we de aankomende vijftig jaar verwerken. De wereld vergaat heus niet, maar het wordt wel een stuk grimmiger.”
bron: duurzaambedrijfsleven