Source: De Volkskrant
Qua uitstoot zijn we een land van smeerkezen
Nederland moet weer zo nodig het braafste jongetje van de klas zijn. Het is een verzuchting die op duizenden Twitter- en Facebookaccounts te lezen valt: ‘We zijn gekke Henkie niet.’ Politici zijn er niet doof voor. Sybrand Buma (CDA): ‘De gedachte in Nederland is altijd: laten wij vooroplopen, dan volgt de rest. Maar de landen om ons heen denken: het zal wel’, zei hij tegen NRC.
Zijn partijgenoot Annie Schreijer-Pierik valt hem op Twitter bij: ‘Ik ben vóór klimaatmaatregelen, maar Nederland moet niet vooroplopen.’ Ook de VVD leeft altijd in angst voor de troepen uit te lopen. ‘Als wij vergroenen en een ander land niet, zijn we dan niet een beetje gek?’, vroeg Klaas Dijkhoff zich in Trouw af.
Nederland is goed voor 0,4 procent van de uitstoot broeikasgassen in de wereld. Sommigen trekken uit dat feit al de conclusie dat Nederland zich om die uitstoot niet druk hoeft te maken. Eerlijker is het om te kijken naar de uitstoot per hoofd van de bevolking. We nemen alle broeikasgassen bij elkaar, dus CO2, methaan en lachgas, omgerekend naar CO2.
Dan blijken Nederlanders grote uitstoters. De gemiddelde Europeaan stootte in 2017 6,9 ton broeikasgas uit, de Nederlander 10,2 ton. Alleen Ierland, Estland, Luxemburg en Denemarken hadden een hogere uitstoot per persoon.
Het braafste jongetje is Kroatië, gevolgd door Frankrijk (kerncentrales zijn best ergens goed voor): de doorsnee Fransman stoot maar de helft uit van de doorsnee Nederlander.
Sinds 2008 is de uitstoot van broeikasgas in de Europese Unie, per hoofd van de bevolking, gedaald met 18 procent. Het Verenigd Koninkrijk was op dit punt ruimschoots het braafste jongetje; daar bedroeg de daling 35 procent.
In Nederland bedroeg de daling 8,2 procent, oftewel 0,8 procent per jaar. Slechts zeven landen presteerden nog slechter, waaronder de drie Baltische landen, Polen en Portugal. Frankrijk, dat toch al zo’n lage uitstoot had, verbetert zichzelf dubbel zo snel als Nederland, België drie keer zo snel. Zelfs Duitsland, dat bezig is zijn kerncentrales te sluiten en daarom veel kolencentrales in bedrijf heeft, deed het beter dan Nederland.
Dit wordt de CO2-intensiteit van de economie genoemd. In een schone economie wordt voor elke verdiende euro minder broeikasgas uitgestoten. Hier gaat het dus niet om de uitstoot per kop, maar per munt. Gemiddeld produceerde de Europese Unie voor elke euro inkomen 187,6 gram CO2. Bulgarije had de meeste broeikasgassen nodig om een euro te verdienen: 869 gram.
Nederland was aanzienlijk vuiler dan het Europees gemiddelde: 202 gram per euro, de elfde plaats, praktisch gelijk met Duitsland. Frankrijk stoot per verdiende euro maar de helft daarvan uit.
Het braafste jongetje is Zweden, met 91 gram broeikasgas per verdiende euro.
De CO2-intensiteit van Europa is sinds 2008 met bijna 30 procent gedaald, best indrukwekkend. Groot-Brittannië en Roemenië verbeterden zich zelfs meer dan 40 procent. Braafste jongetje: Malta, met een verbetering van 55 procent.
Nederland zat met 15,7 procent ver in de achterhoede. Alleen Portugal, Litouwen en Griekenland deden het slechter.
Accountantsbureau PWC kwam in 2017 met iets andere cijfers tot vergelijkbare conclusies, maar dan voor de twintig grootste economieën ter wereld. Die verbeterden hun CO2-intensiteit in de eerste vijftien jaar van deze eeuw jaarlijks met 1,4 procent. China en de Verenigde Staten haalden verbeteringen van rond de 2,5 procent per jaar en Groot-Brittannië 3,7 procent. Nederland behoorde tot de zeven landen waar de CO2-intensiteit juist steeg.
Windmolens, zonnepanelen, waterkracht en biomassa, dat zijn de bronnen van hernieuwbare energie. Zonder hernieuwbare energie is een daling van de uitstoot van broeikasgas niet mogelijk.
Europa wil 20 procent van zijn energie in 2020 uit hernieuwbare bron halen en zat in 2016 al op 17 procent. Braafste jongetje Zweden zit nu al op meer dan de helft duurzame energie, maar met zijn waterkrachtcentrales hebben de Zweden het wel makkelijk. Negen EU-landen zitten boven de 25 procent.
Nederland zat in 2016 op 6 procent; alleen Luxemburg had nog minder.
In 2020 wil Nederland 14 procent duurzame energie hebben en gaat dat hoogstwaarschijnlijk niet halen. Sterker nog: er is geen Europees land dat een zo grote achterstand heeft bij het realiseren van zijn zelf gestelde doel.
Er is wel sprake van enige versnelling. Vorig jaar groeide de productie van zonnestroom met maar liefst 50 procent. Maar inmiddels is duidelijk dat die groei op problemen stuit: de stroomnetwerken in een groot deel van het land kunnen de groei niet bijbenen. Volgens de Nationale Energieverkenning gaat Nederland zijn doel voor 2023, 16 procent, wel halen, dankzij zeewindparken en veel zonneparken.
Bij de prestaties van andere landen past nog een disclaimer: veel ‘hernieuwbare energie’ komt uit het opstoken van biomassa, veelal hout (ook in Nederland trouwens). Niet iedereen vindt dat erg duurzaam.
Volgens de laatste cijfers van de Europese Commissie en de Nederlandse Emissieautoriteit NEa daalde de uitstoot van CO2 in het bedrijfsleven in Europa sinds 2005 met ongeveer 18 procent. In Nederland ook.
2005, dat was het jaar dat het emissiehandelssysteem ETS van kracht werd. De grootste bedrijven (in Nederland 471 bedrijven van circa 200 concerns) moeten sindsdien hun uitstoot aanmelden en hebben uitstootrechten nodig. Dat systeem werkt: in heel Europa daalde de uitstoot van ETS-bedrijven sindsdien met 19 procent en ligt nu al ruim onder het doel dat voor 2020 was gesteld. In Nederland stoten de ETS-bedrijven nog nagenoeg evenveel uit als in 2005: 91,4 miljoen ton. Kennelijk doen de grote uitstoters in Nederland aanzienlijk minder dan hun concurrenten in andere landen.
Elektrische auto’s zijn veel beter voor het klimaat dan andere. Volgens Milieu Centraal stoot de gemiddelde auto in Nederland 0,22 kilo CO2 per kilometer uit; de gemiddelde elektrische auto, ondanks al die kolenstroom, maar 0,11 kilo.
Uit cijfers van CBS en RAI blijkt dat in Nederland nu een half procent van alle auto’s volledig elektrisch is, dankzij een enorme verkoop in het afgelopen jaar. En als je de plug-in-hybrides (die enkele tientallen kilometers elektrisch kunnen rijden) meeneemt, kom je op ongeveer ongeveer 2 procent.
Om de vergelijking met andere landen te maken, moeten we oudere cijfers gebruiken, over 2016, van de autofabrikantenclub Acea. Volgens Acea was in dat jaar 0,2 procent van alle auto’s in Europa elektrisch of plug-in-hybride. In Nederland was dat 1,3 procent en op dit punt haalt Nederland de titel: braafste jongetje.
Het concept van het Klimaatakkoord ziet er veelbelovend uit. In 2030 komt 70 procent van onze stroom uit wind en zon, tegen nu hooguit 10 procent; rijden er 2 miljoen elektrische auto’s en zijn twee miljoen woningen verwarmd zonder aardgas.
Het kabinet lijkt het akkoord serieus te nemen, al is het alleen al omdat de doelen zijn gedicteerd in het regeerakkoord: in 2030 moet de uitstoot van CO2 met 49 procent zijn gedaald (ten opzichte van 1990).
De Europese lijn is tot nu toe een reductie van 40 procent. Dit jaar moet daarover in Europa een nieuw besluit komen. In het regeerakkoord staat dat Nederland gaat pleiten voor een reductie van 55 procent. Wil Europa niet, dan zou Nederland ditzelfde percentage willen bereiken met een coalition of the willing. En zo die niet willen, dan wordt het dus die 49 procent.
Nederland wil dus sneller, maar wel samen. Er zijn geluiden dat Brussel de doelstelling wil verhogen naar 45 procent krimp in 2030, maar zeker is dat nog lang niet. Angela Merkel heeft al duidelijk gemaakt dat het wat haar betreft niet hoeft: ‘Ik vind dat we ons moeten houden aan de doelen die we ons al gesteld hebben.’ Maar er zijn ook ambitieuzere landen: Zweden wil in 2045 klimaatneutraal zijn.
Wat gebeurt er als Nederland zijn eigen doelstellingen niet haalt? Dat gebeurt vaak genoeg. Nederland bedacht zelf hoeveel duurzame energie het zou realiseren, maar het komt niet in de buurt daarvan. Consequenties heeft dat tot nu toe niet.
In de zaak rond het Urgenda-vonnis speelt iets soortgelijks. De rechter vonniste dat Nederland in 2020 zijn CO2-uitstoot met 25 procent moet hebben verminderd (ten opzichte van 1990). Het kabinet zegt nog altijd zich te zullen houden aan dat vonnis (al ging het wel in beroep en in cassatie), maar inmiddels is dat volgens de meeste deskundigen onhaalbaar.
Maar, eerlijk is eerlijk: als het gaat om beloftes is Nederland wel een van de braafste jongetjes van de klas.